“Hallo! Ik ben Leo Tjoonk, momenteel werkzaam als Nutritionist rundvee binnen Agrifirm. Aandachtsveld daarbij is het verbeteren van het rendement op het boerenerf door het ontwikkelen van innovatieve producten, concepten en adviestools voor de bedrijfsadviseurs en specialisten. Ik hoop u te informeren over kringlooplandbouw en deel via deze digitale weg een aantal handreikingen. Mocht u nog vragen hebben, dan hoor ik het graag!”

Tips en adviezen

  • Teel de voederwaarde die past bij u op het bedrijf

Naarmate er meer snijmais in het bouwplan zit mag het ruw eiwit in het gras hoger zijn. Globaal kan gesteld worden dat in hoofdzakelijk grasrantsoenen een eiwitgehalte van ca. 16% ruw eiwit-totaal/kg ds. Oudmelkte dieren kunnen dan gecorrigeerd worden met een kleine hoeveelheid snijmais of een eiwitarme lokbrok. In rantsoenen met een hoog aandeel snijmais is de richtlijn ca. 190 g ruw eiwit totaal. Daarmee hoeft u minder eiwit in de vorm van enkelvoudige grondstoffen of mengvoer aan te kopen. Dit is gunstig voor het aandeel Eiwit van Eigen Land.

  • Bemest doelgericht en kies het juiste maaimoment

Er is veel winst te boeken in het telen van de gewenste kwaliteit ruwvoer door doelgericht te bemesten en het juiste maaimoment kiezen. Algemeen is het advies eind april/ begin mei te oogsten met een snedezwaarte van 3000 tot 3500 kg ds. Afhankelijk van het gewenste eiwitgehalte zult u de kunstmestgift daaropaan moeten passen.

  • Op tijd maaien

Het voordeel van op tijd maaien is dat de tweede snede begin juni geoogst kan worden met een goede voederwaarde. Er staat een voldoende maaisnede en het gras is nog niet in de aar geschoten. Daarmee voorkomt u dat de tweede snede te veel zakt in voederwaarde. Kijk voor meer informatie op www.maaimonitor.com, een initiatief van AgriFirm. We volgen op 10 bedrijven het verloop van de voederwaarde én de opbrengst van de eerste en tweede snede.

  • Goede hergroei

Wij adviseren voor een goede hergroei een stoppellengte van minimaal 7 tot 8 cm. Na de tweede snede is het advies om ongeveer ieder 4 weken te maaien.

  • Besteed aandacht aan het inkuilen

Wanneer bij inkuilen er te veel zuurstof achterblijft in de kuil, verloopt de verzuring langzamer met als gevolg een grotere kans op meer ammoniak in de kuil (>10%). Daarnaast is de kans op broei bij uitkuilen hoger. Wanneer u dit jaar broei in de kuil gehad heeft, is de vraag wat er mis is gegaan tijdens het inkuil- of uitkuilproces. Geen goede reden? Overweeg een inkuilmiddel. Broei kost niet alleen voederwaarde, ook de ds-opname uit ruwvoer is lager en dat gaat ten koste van de melkproductie.

  • Geef voldoende zwavel en kali

Uit bodemonderzoek blijkt dat veel percelen laag zijn in zwavel en kali. Beide elementen zijn van belang voor een goede grasgroei een eiwitkwaliteit. Kali zorgt voor vochttransport in de plant en zorgt ervoor dat de plant onder droogtestress iets langer doorgroeit. Klavers kunnen niet zonder kali. Dat betekent dat er bij een tekort aan kali nauwelijks of geen klaver zal groeien. Zwavel is een belangrijke bouwsteen voor de essentiële aminozuren in de plant. Bij een tekort zal de eiwitkwaliteit lager zijn waardoor er meer oplosbaar eiwit in de plant aanwezig is