De Melk & Klimaat deelnemers werken aan het verminderen van de uitstoot van de broeikasgassen. Na de studiebijeenkomsten hebben alle melkveeboeren bedrijfsspecifieke adviezen gekregen om mee aan de slag te gaan. Hoe pakt een boer de maatregelen op? En welke tips kan de expert nog geven? Lees mee deze winter in het Melk & Klimaat dossier, dit keer over goede voerefficiëntie en passend eiwit voeren.
Jawin Klein Hegeman uit Loo-Bathmen (Deventer)
170 melkkoeien en 90 jongvee, 60 ha gras en 14 ha mais
Melkveehouder Jawin Klein Hegeman uit Loo-Bathmen (gemeente Deventer) is onder andere door zijn deelname aan de VKO kennisgroep Melk & Klimaat aan de slag gegaan met voerefficiëntie en passend eiwit voeren. “Voor mij betekent voerefficiëntie dat je zorgvuldig omgaat met het voer dat je van je land haalt. Daarom hebben we de laatste twee jaar geïnvesteerd in nieuwe ruwvoeropslag, drie sleufsilo’s waarmee we de verliezen van het voer kunnen beperken.”
Minder broei
Met in totaal zes sleufsilo’s heeft Klein Hegeman veel minder kans op broei, schimmel en andere ziektekiemen. “Kuilmanagement vind ik belangrijk, het is toch mooi om je eigen geteelde eiwit aan je melkkoeien te geven. Ik let erop dat er geen regen in de kuil tijdens het uitkuilen komt zodat het voer ook smakelijk blijft.” Ook heeft hij een kuilhapper met mes om het snijvlak zo goed mogelijk glad te houden. Bij de kuilen houdt hij het schoon om zo geen beschimmeld voer te krijgen.

De voerstraat: links twee nieuwe sleufsilo’s, rechts in totaal vier sleufsilo’s. De eerste is van 2005.
Passend voeren
Klein Hegeman laat zich voor het rantsoen van zijn koeien adviseren door een voeradviseur van ForFarmers, maar vaart daar niet blind op. “Wat betreft eiwit voeren, zoek ik de grenzen op. Adviseert de voerdeskundige 1,5 kg eiwitbrok, dan probeer ik eerst 1 kg eiwitbrok. Zolang het tankureumgehalte tussen de 18 en 20 zit, ben ik tevreden.” Hij kijkt daarnaast goed naar de mest, de melkproductie en hoe zijn koeien eruitzien om te bepalen of ze het juiste voer krijgen.

De zomerkuil van 2017 met onder de tweede snede en bovenop de derde snede. Ook is de kuilhapper met mes te zien.
“Dat betekent dat je met het inkuilen van je eigen geteelde ruwvoer bij wijze van spreken van links naar rechts moet rijden en andersom, maar zo krijgt het jongvee het mindere voer en de melkkoeien het eiwitrijke kwaliteitsvoer.” Het jongvee staat namelijk op de tweede locatie, op 5 km afstand, waar ook de helft van de grond bij ligt. Op dit moment wordt een wat mindere kwaliteit zomersnede van 2017 gevoerd aan het jongvee terwijl de kuil op de locatie van de melkkoeien ligt. Deels komt dit ook doordat er niet zoveel is ingekuild op de jongveelocatie in verband met de droogte.
In het voorjaar reserveert Klein Hegeman tien procent van het grasland voor het jongvee. “We hebben een paar percelen waar we pas laat in het jaar wat mee kunnen. We bemesten het vaak ook minder en maaien het later, de kwaliteit is dus minder. Die oogst stoppen we in balen waarmee we het jongvee dat niet buiten loopt voeren. Zo hoeven we niet speciaal een kuil open te houden voor de jonge dieren en voorkomen we broei.”
Melk & Klimaat
Zijn deelname aan de kennisgroep Melk & Klimaat brengt veel nieuwe ideeën, vindt Klein Hegeman. “Je hoort hoe collega-melkveehouders het doen en wat wel of niet werkt, dat vind ik heel interessant. Ik ben heel benieuwd naar de resultaten uit de KringloopWijzer van 2018, vanwege het uitzonderlijke droge jaar. En dan met elkaar vergelijken, wie deed het goed op zijn bedrijf en hoe komt dat? En welke kosten zijn daarvoor gemaakt? Daar leer je enorm veel van!””
In 2019 worden de resultaten en ervaringen van de twee kennisgroepen Melk & Klimaat met alle deelnemers van VKO gedeeld.